Zoeken
Zoeken
Filter op thema
Bestuur Cultuur Techniek Arm/Rijk Wonen Hagenaars

Bekijk tijdlijn

Grondwet van Thorbecke

Europa was in de 19e eeuw erg rumoerig en Koning Willem II vreesde een volksopstand. Om dit te voorkomen stelde hij een staatscommissie aan met aan het hoofd Johan Rudolf Thorbecke. Deze commissie kreeg als taak het opstellen van een nieuwe grondwet.

Op 3 november 1848 werd de grondwet gepresenteerd. Kern van de nieuwe grondwet was dat de ministers voortaan hun beleid moesten verantwoorden aan de Eerste en Tweede kamer. De Koning werd onschendbaar verklaard. De koning mocht dus wel blijven meeregeren, maar hij werd beschermd én in de hand gehouden door zijn ministers. De ministers waren verantwoordelijk. De Tweede Kamer kreeg het recht van amendement (het recht veranderingen in wetsvoorstellen aan te brengen) en het budgetrecht (het recht de begroting te wijzigen) werd versterkt.

In de nieuwe grondwet werd ook opgenomen, dat de burgers vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vereniging en vergadering hadden. Deze vrijheden mochten de burgers nooit worden afgenomen; ook niet door de staat.
De grondwet van Thorbecke vormt vandaag de dag nog steeds de basis van onze grondwet.

Thorbecke Minister van Staat en minister van binnenlandse zaken, Johan Heinrich Neuman, 1852, Rijksmuseum