Een verwoestende storm met grote gevolgen
In de nacht van zaterdag 22 op zondag 23 december 1894 trof een zware noordwesterstorm het Scheveningse strand. Om te overwinteren lagen toen juist 134 vissersboten (bomschuiten geheten) in een dubbele rij op het strand. De gevolgen waren verschrikkelijk. Toen de storm was uitgeraasd, bleken de bomschuiten over elkaar heen geschoven en voor een groot deel rijp voor de sloop. De uitdrukking “de vis wordt duur betaald” was nu echt van toepassing, want de inkomsten van vele vissers waren door de storm weggeslagen.
Het ernstige gevolg van de storm bracht de al tientallen jaren sluimerende havenkwestie weer onder de aandacht. Scheveningen en Den Haag wilden namelijk al jaren een goede haven voor de vissersvloot, in plaats van dat de schuiten steeds op het strand getrokken moesten worden. De ramp leidde ertoe dat door minister ir. C. Lely een wet werd ingediend. Deze “wet tot aanleg en onderhoud van eene visschershaven te Scheveningen” werd op 24 juli 1899 door de Eerste Kamer aangenomen. In 1904 was de haven gereed.