Een arts schrijft een rapport
Door de opkomst van de industrie trokken veel mensen van het platteland naar de stad. In 1815 telde Den Haag 42.000 inwoners, maar in 1850 waren het er al 70.000. Voor al deze mensen werden nauwelijks woningen bijgebouwd.
In oude herenhuizen woonden soms wel meer dan zes gezinnen samen. Zolder en kelder werden voor het wonen gebruikt. De combinatie van veel mensen op een kluitje en het ontbreken van een goede riolering en stromend water maakte de mensen kwetsbaar voor ziektes. In 1832 leidde dit in Den Haag tot een eerste grote cholera-epidemieUitbraak van een besmettelijke ziekte in veel grotere aantallen dan normaal. die zich ook daarna nog meerdere keren zou herhalen.
In 1852 wees de Haagse huisarts dr. J.H.W. Schick op de relatie tussen de slechte woonomstandigheden en de cholera. Hij schreef in een rapport het volgende over de kwaliteit van het drinkwater: ‘Meer dan de helft van de bewoners drinkt slecht en ongezond water en vele bronnen zijn er die meer en meer bederven, omdat zij niet voldoende afgescheiden zijn van de riolen’.
De ontlasting van mensen verdween meestal in een beerput, maar ook in de grachten was behoorlijk veel poep en pies. Het water zat vol met ziekteverwekkende bacillen. In 1855 zou dan ook een belangrijk rapport over de woontoestand van de arbeiders worden aangeboden aan de koning.