Water uit de kraan!
Water, gas, electriciteit: het is tegenwoordig in ieder huis aanwezig. Maar in de eerste helft van de 19de eeuw was dit nog nergens het geval. Water werd door de armen uit putten of bronnen gehaald. Of zelfs uit de smerige gracht! Rijken kochten water van kooplieden die met vaten langs de huizen kwamen. Daarnaast bezaten zij soms ook een waterkelder, waarin ze regenwater opvingen.
Ons gezuiverde leidingdrinkwater bestond toen nog niet. Vroeger dronk men daarom vaak bier en wijn, omdat dat niet vervuild was.
Maar in 1874 veranderde dit. Ook omdat men de hygiënische situatie wilde verbeteren, werd besloten een duinwaterleidingnet aan te leggen. Het water werd uit de duinen opgepompt tot in een toren. Die toren moest er voor zorgen dat er voldoende druk op het waterleidingnet kwam te staan, zodat ook hogere gebouwen in de stad van water konden worden voorzien.
Nog steeds staat deze toren er: de watertoren aan de Pompstationsweg. Hij heeft nog steeds een functie: mocht de stroom uitvallen dan zorgt de toren ervoor dat er toch waterdruk blijft.
Overigens moet je je niet voorstellen dat in ieder huis gelijk een kraan aanwezig was. Het nam wel enige tijd in beslag. Hofjeswoningen en slopwoningen moesten het eerst met één gezamenlijke kraan doen.