Joodse scholen
Een van de anti-joodse maatregelen van de Duitsers was speciaal gericht op kinderen. In 1941 bepaalde de Duitse bezetter dat joodse kinderen niet meer in een klas met niet-joodse kinderen mochten zitten. Jonge joodse kinderen mochten vanaf september 1941 alleen nog maar naar de schoolgebouwen aan de Bezemstraat 1-3 of de Duinstraat 10 in Scheveningen.
Voor de joodse kinderen die al op deze scholen zaten, was dit minder erg. Maar andere kinderen moesten van hun eigen school af. Vanaf 1 december 1942 moesten alle lagere schoolkinderen naar de Bezemstraat.
De oudere joodse jongens en meisjes mochten alleen nog maar naar het Joods Lyceum in de Fischerstraat 135. Joodse leraren die van de Duitsers niet meer mochten werken op hun oude scholen gingen hier onderwijs geven. Ook joodse professoren die bij de universiteit waren ontslagen, gingen op het Joods Lyceum lesgeven.
Het was voor sommige kinderen moeilijk de school te bereiken. Joodse kinderen mochten namelijk ook de tram niet meer gebruiken. Zij moesten vanuit heel Den Haag en vanuit Rijswijk fietsen of lopen naar hun school. In 1942 moesten alle joden ook hun fietsen inleveren. De kinderen konden daarna alleen nog maar lopend of op de step naar school.
De joodse kinderen zagen ook hun klassen elke week kleiner worden, omdat er steeds meer klasgenoten thuis werden opgehaald door de Duitse bezetters. Die kinderen werden via kamp Westerbork in Drenthe naar de vernietigingskampen in Polen afgevoerd.