Wie was hier de baas?
Wie was hier de baas? Dat is eigenlijk een hele ingewikkelde vraag, want er werd behoorlijk wat ruzie gemaakt over wie er de baas was van dit stukje land.
De keizer of de koning was de baas over alle bisschoppen, hertogen en graven in zijn rijk. Hij was hun leenheer en zij waren zijn leenmannen. Maar in de praktijk konden zij in hun vorstendom doen en laten wat zij wilden. De koning of keizer was meestal te ver weg en te druk bezig om zijn leenmannen te controleren.
De leenmannen hadden een grote invloed op wie er koning mocht zijn, omdat ze een stukje van het leger van de koning vormden. Als de leenmannen vonden dat de koning hen niet goed behandelde, konden ze in opstand komen, en proberen iemand anders koning te maken.
Nederland was onderdeel van het koninkrijk Lotharingen. In 869 stierf de koning van Lotharingen, Lotharius II. Hij had geen kinderen, en dus geen opvolger. Vanaf dat moment werd er veel gevochten om wie zich koning van Lotharingen mocht noemen. Lotharingen viel iedere keer weer onder een andere koning.
In 925 kwam er eindelijk een beetje rust: de leider van de edelen uit Lotharingen, Giselbrecht II, besloot dat hij de Duitse koning Hendrik de Vogelaar als koning van Lotharingen wilde. Giselbrecht mocht zich nu de hertog van Lotharingen noemen. De zoon van Hendrik de Vogelaar, Otto I, erfde in 936 zijn vaders rijk. In 962 liet Otto zich tot keizer kronen, en hoorde Nederland bij het Duitse keizerrijk.