Het Burgerweeshuis
Om weeskinderen beter onder toezicht te houden en hen een beroep te laten leren, werd in 1564 het eerste Haagse weeshuis gesticht. Het werd betaald uit de erfenis van het rijke, maar kinderloze echtpaar Crispijn van Boschuysen en Agnyese Pietersdochter. Dit weeshuis stond in de Nobelstraat.
Niet elk kind kon zomaar terecht in het weeshuis. Er werden alleen kinderen toegelaten die tussen 3 en 10 jaar oud waren. Ze mochten niet chronisch ziek zijn en geen luiers meer dragen. Kinderen van ouders die in Den Haag geboren waren of burgerrechten hadden gekocht, kregen voorrang. Er zaten dus geen arme kinderen in het weeshuis. Ook voor kinderen uit Scheveningen was het weeshuis niet toegankelijk, want Scheveningers werden toen niet tot Haagse burgers gerekend. Alle kinderen moesten dezelfde weeshuiskleding dragen, waarop de letters C.A. (van Chrispijn en Agnyese) geborduurd waren.
Het weeshuis is klein begonnen, met ongeveer tien kinderen, maar rond 1576 werden er al 65 wezen verzorgd. Dit kwam vooral doordat veel kinderen hun ouders verloren in de strijd met de Spanjaarden. Het gebouw aan de Nobelstraat werd te klein en het weeshuis verhuisde in 1576 naar het Westeinde. Daar kreeg het de naam Burgerweeshuis.