Wezen in het klooster
Toen het weeshuis in de Nobelstraat te klein werd om het grote aantal wezen op te vangen, verhuisde het in 1576 naar het leegstaande AgnietenkloosterEen plaats waar monniken of nonnen samenleven afgezonderd van de gewone mensen om zich geheel aan de godsdienst te wijden. Kloosters speelden een belangrijke rol bij de verspreiding van het christendom. aan het Westeinde. Vanaf nu heette het Burgerweeshuis.
Het burgerweeshuis werd bestuurd door verschillende mensen. De binnenvader en binnenmoeder waren verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de wezen. Zij werden daarbij geholpen door drie buitenvaders (ook wel regentenIn de 17de en 18de eeuw de bestuurders van de steden. Meestal rijke kooplieden. De bestuurders van een weeshuis worden ook wel regenten genoemd. genoemd) en drie buitenmoeders (of regentessen). Een van de buitenvaders was de boekhouder van het weeshuis. De buitenmoeders zorgden voor de inkoop van bijvoorbeeld etenswaren, wol en linnen.
De kinderen leerden allemaal lezen en schrijven. Meisjes leerden daarnaast ook naaien en huishoudelijk werk, zodat zij later als dienstmeisje bij mensen in huis konden wonen en werken. Voor de jongens werd een ambacht (bijvoorbeeld timmerman of smid) uitgekozen. Wanneer ze hun ambacht geleerd hadden kwamen de jongens bij een gildeVereniging van mensen met hetzelfde beroep.meester in dienst. Bij hem gingen ze dan ook wonen. Jongens en meisjes die het weeshuis verlieten, kregen twee nieuwe hemden, een paar nieuwe schoenen en een habijt mee.