Naar de Oost met de Arendsduin
Op schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie zaten in de 18de eeuw gemiddeld 180 à 230 opvarenden. Een derde van deze mensen was passagier, de rest was bemanningslid.
Op 30 april 1709 voer bijvoorbeeld het schip de Arendsduin voor het eerst naar Batavia. Aan boord zaten vijf mannen die uit Den Haag kwamen. Waarschijnlijk kenden zij elkaar niet, maar ze zaten maandenlang in het zelfde schuitje. Michiel Ruijsch was opperstuurman, Jacobus van der Heijde was opperchirurgijn (dokter), Jan van Horrele was bosschieter (een ervaren matroos die ook het kanon kon afvuren), Huijbert van Spijck was bootsgezel (een soort hulpje van de officieren die ook moest laden en lossen en schoonmaken) en Jan van Arkel een scheepsjongen die aan boord allerlei karweitjes moest opknappen.
Op 20 november, dus na bijna 7 maanden, kwam de Arendsduin aan bij Batavia, de hoofdstad van Java in die tijd. Jan van Arkel verdronk nog geen jaar later, toen het schip Zandhorst verging. De Arendsduin is in 1725 vergaan.