Monniken en priesters
Omdat in de Middeleeuwen het geloof zo belangrijk was, waren er veel mensen die voor de kerk werkten. Deze mensen noem je geestelijken.
De geestelijken waren de enigen die konden lezen en schrijven. Daardoor waren zij de enigen die de BijbelHet heilige boek van christenen. konden lezen. Dit gaf hen macht en invloed. Je had monnikenMannen die in een kloosters leven. en nonnenVrouw die in een klooster leeft en zich volledig richt op God. die in een klooster woonden, afgezonderd van de gewone wereld. Zij werkten vaak jarenlang aan het overschrijven van boeken en geschriften.
Daarnaast had je priesters die tussen de gewone mensen woonden en hen leerden hoe ze goed moesten leven. Aan het hoofd van de rooms-katholieke kerk stonden bisschoppen, kardinalen en de hoogste baas was de paus in Rome.