Mammoetwet
Het middelbaar onderwijs in Nederland bestond uit zeer veel verschillende schooltypen: huishoudschool, ambachtsschool, ULOUitgebreid lager onderwijs., MULOMeer uitgebreid lager onderwijs., MMSMiddelbare meisjesschool., HBSHogereburgerschool., gymnasium.
Het was bijna niet mogelijk om van de ambachtsschool naar bijvoorbeeld het gymnasium te gaan. Veel arbeiderskinderen gingen na de lagere school naar de huishoudsschool of de ambachtsschool. Om het voor kinderen uit arme gezinnen makkelijker te maken om door te stromen naar hogere vormen van onderwijs werd het onderwijs in Nederland hervormd door een nieuwe wet.
Deze wet kende voortaan drie soorten voortgezet onderwijs: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (gymnasium, atheneum), algemeen voortgezet onderwijs (LAVO, MAVO en HAVO) en beroepsonderwijs (LBO). Door deze hervorming werd het mogelijk om via de MAVO en de HAVO door te stromen naar het VWO, of via de MAVO naar het MBO.
Deze wet die in 1968 van kracht werd, kreeg de bijnaam Mammoetwet, omdat in één wet het hele voortgezet onderwijs behandeld werd. Zoiets groots was nog nooit vertoond in de onderwijswetgeving. Jo Cals (1914-1971) was de minister die deze wet in 1962 door de Tweede Kamer liet aannemen. De Eerste Kamer stemde in 1963 met de wet in. Scholen kregen ruim 5 jaar de tijd zich voor te bereiden op de invoering.