Een stelsel van buizen
In 1875 werd gestart met de eerste aanleg van een gemeentelijk rioleringsnet. Dat zou een belangrijke stap betekenen op het gebied van de hygiëne. Tot dan maakte men onder meer gebruik van beerputten. Deze toestand was aanleiding voor vele ziektes, zoals in 1852 al geschreven was door een Haagse huisarts.
Een andere, wat betere methode was dat een bewoner een privaat (of secreet) had, waar de ontlasting werd opgevangen in een tonnetje onder de toiletbril. Deze tonnetjes werden twee keer per week door de reinigingsdienst opgehaald. Met de komst van de stadsriolering verdween dit tonnenstelsel langzamerhand. Van vandaag op morgen kon dat natuurlijk niet. Met het aanleggen van zo’n buizenstelsel was de gemeente namelijk jaren zoet.
In combinatie met de aanleg van een waterleidingnet in 1874 kon het watercloset (de wc) aan zijn opmars beginnen. Het watercloset is voorzien van een hooghangend spoelreservoir dat steeds van water is voorzien. Je kon de wc nu doortrekken en, hup, met het water verdwenen poep en pies in een buizenstelsel onder de stad.